Stukken      
 
lezing 15.11.08 Symposium Onverwachte Impressies

De uitgesproken tekst hieronder - een schriftelijke versie is gepubliceerd door De Radboud Stichting

Een paar weken geleden was ik op de school van zoon Tycho, 4 gymnasium, een voorlichtingsavond over het studiehuis. Het was een regenachtige donderdag, vertrek om 17 uur uit A’dam, 19.30 op een bakje noten van het tankstation op het nippertje in Ede. De decaan benadrukte in zijn praatje het belang van het regelmatig met je kind alvast praten over zijn of haar studiekeuze, ik citeer, “gewoon ’s avonds aan tafel bijvoorbeeld, en dan begin je erover ‘ wat wil je nou eigenlijk worden’ - en dan zegt ‘ie ‘zelfstandig kunstenaar’!”. Hohoho, schuddebuikt de zaal. Vervolgens een lofzang op de universiteit – ik kon me niet inhouden en ben na afloop op de man afgestapt: “Ik geef college op University College Utrecht en in het Honours Program van de Radboud Universiteit (hij: zooooo) en ik ben zelfstandig kunstenaar. Uw grapje was niet aangenaam, kunst is een van de mooiste dingen waar je je leven aan kunt wijden.”
Beste toehoorders, geachte leden van Radboudstichting, Thijmgenootschap en Adelbert Vereniging, ik ben zeer vereerd in uw gezelschap iets te mogen zeggen op basis van mijn ervaringen en gedachten, gevormd door een leven in de kunst.
Mij is gevraagd te praten over moderne muziek en nieuwe spiritualiteit. Van nieuwe spiritualiteit weet ik niets, althans niets meer dan gewoon is voor een vrouw van mijn leeftijd, katholiek opgevoed op een blije manier, tevreden met incidenteel kerkbezoek met de kinderen en bij gelegenheden van vreugde en verdriet, zolang de paus van Rome daarbij op afstand is. Toen ikzelf houvast nodig had in mijn leven stond de katholieke deur nog open na mijn jarenlange afwezigheid en ik vind het fijn dat mijn ouders mij spirituele en religieuze vork en mes-beginselen hebben meegegeven. Waren mijn ouders moslims geweest of Hindoes dan was ik waarschijnlijk net zo goed toegerust geweest (maar ik twijfel over streng gereformeerd of ietsist).
Van moderne muziek weet ik wel een en ander, maar ik ben niet te porren voor het sektarisch scheiden van klassiek en modern in de muziek. Het concept lezing vind ik ook nog eens wat moeizaam – ik ben meer van het overdragen door te ervaren, niet door uit te leggen… Nou, ik doe mijn best. Eerst die moderne muziek. Westerse gecomponeerde muziek begint bij Bach. Johann Sebastian Bach leefde van 1685 tot 1750, hij was de grondlegger van de tonale harmonie. Bach’s werk dreigde compleet in de vergetelheid te raken na zijn dood, hij werd aan het eind van zijn leven ouderwets gevonden, maar in de 19de eeuw hebben musici als Mendelssohn zijn muziek herontdekt, gearchiveerd, en sindsdien wordt Bach’s muziek gespeeld en bestudeerd door musici, musicologen, wiskundigen, architecten - ’s ochtends beginnen met Bach, zo zeg ik jonge musici, is goed voor de techniek en goed voor je ziel.
Bach heeft een ongelofelijke hoeveelheid religieuze muziek geschreven. Luisteren we heel kort naar het openingskoor van de Mattheüs Passion – die ene vorm die Bach niet beoefende was de opera, maar zijn Passies zijn best zo te zien: grote stukken met orkest, koor en solisten waarin van Jezus’ leven en sterven verteld wordt. Deze zo bekende muziek is doordrenkt van het goddelijke verhaal. Bach werkte zijn hele leven in dienst van de kerk, letterlijk in dienst, als organist, als componist van de wekelijkse cantate (in die tijd hield men niet van oude muziek: voor elke gelegenheid werd een nieuw stuk verwacht): 5 complete kerk annualen zijn bewaard gebleven, en met wat verloren is gegaan, met alle losse cantates, met de Passies, de Mis in Bes groot, en alles ondertekend met de letters SDG, Soli Deo Gloria, kan gesteld worden dat Bach schepper was van een religieus universum.
Bach componeerde ook wereldlijke muziek. Modieuze zelfs, zoals de koffiecantate naar de laatste Weense tic voor Turkse nieuwigheden. Bach ging in dat drukke bestaan van het continue werk voor de kerk ook componeren om het componeren zelf; hij maakte een etude om te gebruiken bij zijn clavecimbel lessen en werkte vervolgens de hele kwintencirkel door. Hij gebruikte zijn eigen initialen als uitdagend thema voor de meest ingewikkelde fuga’s, hij putte één thema volledig uit op een manier waarop een wetenschapper met het materiaal omgaat. Hij componeerde niet-bestelde stukken. En daarmee werd Bach de grondlegger van de Westerse gecomponeerde muziek, die zich bezig houdt met zichzelf en zich loszingt van zijn religieuze, sociale en rituele functies. Ook trad Bach in het spel van de componist en het instrument, de componist en de instrumentalist, waarbij de een de ander inspireert en uitdaagt: in Bach’s tijd vond een belangrijke ontwikkeling plaats, namelijk die van de uitvinding van de strijkinstrumenten. Wie Cremona in de Po-vlakte bezoekt kan in het museum zien hoe Stradivarius zich bezig hield met het bouwen van vedels en mandolines en hoe hij intussen werkte aan een nieuw model strijkinstrument: de viool. Bach pikte de trend op zoals hij zich ook al hip betoonde in het werken voor dat andere nieuw ontwikkelde ding: het Wohltemperiertes Klavier, en schreef voor de viool 6 solowerken, meerdelig en tot op de dag van vandaag basismateriaal en tegelijk het hoogst haalbare voor elke meesterviolist, en voor de cello 6 suites, ook meerdelige stukken, maar losser in de vorm, elegant en sprekend, zonder zware fuga’s maar met dansen, Gavottes, Gigues, Menuetten. We luisteren naar de Sarabande uit de 5de Suite voor cello solo van JS Bach door Yo-Yo Ma.
Wat hebben we gehoord? Een cellist, aandachtig bezig met zijn instrument, losse noten, ritmisch simpel, die samen ‘weven’, een web, een tapijt, of is het meer spinnen, heel gestileerd spinnen aan een verhaal zonder woorden? Wat dan ook – ‘een cello die een dansje speelt’ lijkt een enigszins ontoereikend antwoord. En dan hebben we alleen nog maar geluisterd, via een platte disc, een samengeperste afgeplatte werkelijkheid – kijken we naar Mstislav Rostropovitsj met dezelfde Sarabande.
Wat Bach begint wordt voortgezet door componisten van de afgelopen eeuwen: muziek houdt zich bezig met muziek, muziek ‘gaat over’ muziek, zie de beroemde uitspraak van Igor Stravinsky “muziek drukt niets uit anders dan zichzelf”. Ik begrijp er dan ook niks van als er gesproken wordt over ‘de kloof tussen muziek en publiek’ die zou bestaan sinds het begin van de 20ste eeuw, sinds Schönberg, die de tonaliteit waar Brahms, Mahler en Strauss al uit gebarsten waren verving door atonaliteit. Zomaar twee recente voorbeelden: AVRO-man Roland Kieft die namens het Nederlands Fonds voor de Podiumkunsten + meldt dat “de mensen eerst maar eens naar Mozart moeten leren luisteren” en dat er voor al die onwelluidende hedendaagse muziek geen publiek is. En hier heb ik een op zich aardig proefschrift waarin de beleving van het publiek bij een klassiek concert wordt onderzocht om conclusies te kunnen trekken ten aanzien van de rol van sponsoring – blz. 40: ‘Klassieke muziek is de muziek die globaal tussen de late 17de eeuw en de vroege twintigste eeuw volgens in de Europese cultuur traditionele regels is gecomponeerd…’ Dat mensen over tonen die hen onwelgevallig zijn, waar de oren aan moeten wennen, door de eeuwen heen roepen: “maar dit is geen muziek” dat wist ook Beethoven al die zelfs door de musici van het strijkkwartet van Graaf Razumovsky hartelijk op de schouder werd geslagen bij het voor het eerst zien van de ‘goede grap’, de Razumovsky-kwartetten, een hoogtepunt uit Beethoven’s werk. Toch vroeg het publiek in die tijd nog om echt nieuwe stukken voor elke volgende gelegenheid, net als de kerkmeesters van Bach: Mozart componeerde voor elk concert dat hij organiseerde een nieuw pianoconcert. En zoals u zag had die ontwikkeling, die omwenteling dat muziek om zichzelf bestaat, al bij Bach plaats gevonden, zoals je ook kon zien aan de levens van zijn tijdgenoten: Haydn werkte zijn hele leven voor het hof van Prins Esterhazy en Beethoven en Mozart waren al freelancers die bepaald niet rijk werden van het nieuwe metier, en ook dat is sindsdien helaas traditie geworden in de nieuwe muziek.
Het verbaast me dan ook dat onze klassieke muziekpraktijk van musici die zich louter bezig houden met muziek van tenminste meer dan een eeuw terug eraan voorbij gaat dat het tóen ondenkbaar was dat het publiek steeds maar weer de symfonieën van Beethoven wilde horen, en dan ook nog slechts drie of vier van de negen. Voor mij is het voor de hand liggend om een kind van je tijd te willen zijn, in navolging van de grote vernieuwers door de eeuwen heen. Bovendien is het voor een musicus, die reproductief kunstenaar is, die moet willen weten hoe je leert om te gaan met de partituur van de componist, fantastisch om samen te kunnen werken met componisten van nu, om bij ze in de kookpot te kunnen kijken, om deel uit te maken van het creatieve proces.
Is er dan misschien iets wezenlijk anders sinds het begin van de 20ste eeuw? We leven in een industriële tijd en we hebben twee Wereldoorlogen meegemaakt. In de 20ste eeuw zijn nogal wat nieuwe instrumenten ontwikkeld: alles wat elektrisch is, van theremin en Ondes Martenot (het tafelmeubel met de klank van een gigantische zingende zaag) tot de ‘gewone’ elektrische gitaar en alle tape- en computermuziek. – de mogelijkheden van dit tijdperk lijken me echter niet anders dan dat de viool was voor Bach: een nieuwe uitdaging, een goede aanleiding voor een creatieve impuls. Componiste Huba de Graaff maakte voor zichzelf een jurk van metaal die ze om kan hangen. Ze bespeelt hem met metalen nagels die contact maken en een boel elektronica op gang brengen. Deze instrumenten lijken me heus niet zo anders van aard dan eerdere grote veranderingen: in dit industriële en inmiddels digitale tijdperk verhoudt de mens zich tot wat door de mens gemaakt is. Bach verhield zich rechtstreeks tot God, Romantische componisten begaven zich in de Natuur als Goddelijke wereld en vonden daar zichzelf, de Romantische mens met zieleroerselen die niet direct gerelateerd waren aan Godsbeleving totdat het Goddelijke Ik gevonden werd. Toch ook een flinke perspectiefverandering. Die oorlogen dan. Men vraagt zich af of de Holocaust de mens wezenlijk veranderd, aangetast, heeft, of toch in elk geval ons mensbeeld. Ik kan me daar natuurlijk geen oordeel over aanmatigen. Wat ik wel weet is dat als muziek expliciet als onderwerp het Joodse leed heeft dat de kwaliteit doorgaans niet ten goede komt. Programmamuziek met een onderwerp van een dergelijk hoog soortelijk gewicht leidt tot effectbejag. Onlangs speelde ik muziek van de Libanese componist Zad Moultaka in de Matinee op de Vrije Zaterdag in het Concertgebouw van Amsterdam. Moultaka heeft zich op een moment in zijn leven geheroriënteerd op religieuze bronnen als het Oude Testament. Het stuk dat we toen speelden ging over Jeruzalem, en de muziek was echt niet slecht, maar kon het lament niet dragen. Ik schaamde me voor het uitventen van emotie.
De combinatie met woord of beeld is een linke, maar muziek heeft als abstractste kunst natuurlijk bij uitstek de kracht van de sublimatie: voorbeelden van zeer geslaagde muziekstukken, zelfs met religieuze tekst, levert dus juist Stravinsky. Luister naar alles dat hij aan het eind van zijn leven maakte: prachtige, ijzersterke zettingen van Bijbelse verhalen, zoals dat van Abraham en Isaäk, en natuurlijk de Psalmensymfonie, die je wat mij betreft zó naast Bach’s Mattheüs Passion mag zetten als religieuze ervaring. We luisteren naar deel 1, Psalm 39, en let op: muziek op z’n zuiverst, steil dodecafonisch.
Hedendaagse muziek kent natuurlijk nog vele andere spiritueel of religieus geïnspireerde componisten zoals de grote Messiaen, de zeer katholieke componist en ornitholoog die paradijselijke stukken schreef met titels als Trois petites liturgies de la Présence Divine, Meditations sur le Mystere de la Sainte Trinité, en de opera Saint-François d’Assise. De inzet van zijn enorme muzikale talent in zijn toewijding aan het geloof herinnert ons aan Bach.
Noch in de geschiedenis of de muziekgeschiedenis, noch in de aard van de muziek zelf zie ik grond om te spreken van hedendaagse muziek als zou die wezenlijk verschillen van muziek die we al in de oren hebben. Persoonlijke tragedies, het kwaad in allerlei gedaantes, de macht en de onmacht van de menselijke psyche, geloof hoop en liefde zijn van alle tijden. Kunst heeft, met het maken van schoonheid, altijd waarheid gebracht: het voorspiegelen van een ‘wereld die klopt’, van ‘harmonie’ confronteert een mens met de menselijke conditie, en met zijn eigen positie. Waarheid en schoonheid zijn maatjes. Wetenschappers zoekend naar waarheid kennen de schoonheid van het inzicht, als dingen zich ontvouwen. Er wordt wel gezegd dat nieuwe kunst niet meer naar schoonheid zou streven, zie de harmonie van Bach versus de atonaliteit van Schönberg zoals Stravinsky die bezigt in de Psalmensymfonie. Nu is schoonheid met een zwart randje zoals bij de schedel van Damien Hirst natuurlijk altijd de leukste, en misschien zien we kunst die zich richt op de waarheid en daarmee schoonheid bereikt. Misschien hebben de schuldige landschappen van Armando meer met waarheid, en de boerenlandschappen van Potter meer met schoonheid te maken. De reeksen van Schönberg brachten hem net zo’n wereld van waarheid met regels die klopten als de harmonieleer van Bach een tijd lang bood aan componisten en toehoorders. In de literatuur, de meest toegankelijke, meest direct behapbaar consumeerbare van alle kunsten, lijkt zich geen probleem met moderniteit voor te doen: er zijn onbegrijpelijke meesterwerken uit de vele eeuwen voor ons die gelezen en onderwezen blijven worden zonder dat we werk van deze tijd afwijzen of de kwaliteit ervan niet kunnen of willen herkennen. Daarbij, mensen zijn zo ontvankelijk voor geluid en muziek.: voor geluiden kunnen wij ons niet afsluiten en daarom kunnen onze hersenen enorm goed geluid duiden en weten we heel snel te associëren met geluid. Ik ken niemand die niets met muziek heeft, al was het maar sterke afkeuren!, baby’s geven verschillende reacties op verschillende geluiden, vanzelfsprekend, maar ook al op verschillende muziek, jonge mensen manifesteren hun persoonlijkheid meer nog dan met mode met hun muziekkeuze. Muziek hoort voor iedereen bij momenten van vreugde en verdriet. Het kan hem zitten in de abstractie van de taal die muziek bezigt, maar ik vind het vreemd, of nee, ik vind het onaanvaardbaar! De laatste eeuw heeft zoveel schitterende muziek gebracht….

De spiritualiteit dan: ik heb al heel wat jaren podiumervaring en ik heb heel veel heel bijzondere ervaringen met muziek en publiek. Om een goed musicus te zijn moet je het handwerk beheersen en over een uitmuntende techniek beschikken. Je moet weten waar je mee bezig bent en dus een goed begrip van de muziek die je speelt hebben. Daarmee ben je nog niet een begenadigd performer: dat ben je als je het moment weet te pakken, als je beleeft hoe muziek zich afspeelt in de tijd, als je samenvalt met het hier en nu – dat doe je door te luisteren. En omdat een goed muzikaal verhaal raakt aan het universele én aan het aller-individueelste wordt je luisteren luisteren naar ‘het menselijke’ en luisteren naar jezelf. Het mooie van spelen voor publiek is dat het publiek komt om te luisteren en een enorme luister-kracht inbrengt. Zo ben je samen stil om te luisteren naar het menselijke zijn en naar jezelf; je luistert en wordt gehoord, en dat is bidden.
Nu leer ik mijn studenten aan de universiteit (althans, dat probeer ik, ik moet een beetje uitkijken want er zitten er een paar in de zaal) om heel intens en analytisch te luisteren, zelfs naar dagelijkse en ongewenste geluiden. Wat blijkt: het is niet perse aangenaam en het is lastig om weer uit te schakelen als je dit eenmaal kan, en bijna alles wordt muziek.
Goede muziek echter (tja, dat is een aparte sessie waard, wat goede muziek is, dus doet u het er nu maar even mee dat goede muziek goed gemaakt is en iets wezenlijks toevoegt aan wat er al is, dus dat het ergens over gaat en dat het nieuw is of in elk geval wil zijn) – goede muziek dus doet hierbij nog iets essentieel anders dan muziek waarbij de kwaliteit van de muziek (volgens Stravinsky’s “muziek gaat over muziek”) niet in het geding is, zoals bijvoorbeeld van die bandjes met meditatiemuziek waarbij je dus vanzelf zou gaan bidden eigenlijk: die muziek gaat helemaal nergens over, goede noten vertellen het verhaal. Het verhaal van geloof hoop en liefde, maar vooral het verhaal van de dood en de tijd.
Dat muziek die mensen laat ‘bidden’ goede muziek is en niet zozeer spiritueel bedoeld hoeft te zijn ervaar ik constant: vanmiddag speelden wij voor u Goebaidoelina’s Garten von Freuden und Traurigkeiten, een heel dromerig, zweverig stuk van de Russische (en Russisch-orthodoxe) componiste die zichzelf als middelaar tussen hemel en aarde beschouwt, voor harp, fluit en altviool met aan het eind een diepzinnige tekst voorgedragen door een van de spelers. Een spiritueel geïnspireerd stuk van een diepreligieuze vrouw op een symposium over spiritualiteit en kunst met een publiek wat daarvoor ontvankelijk is, in de maand van de spiritualiteit enzovoort – hoe vervullend kan je het hebben? Precies een maand geleden kwam ik net terug uit Australië en speelde ik jetlagged met een paar van mijn muziekstudenten muziek van John Cage, in museum van de psychiatrie Het Dolhuys in Haarlem. John Cage de Boeddhist en paddestoelenkenner, die de gecomponeerde muziek zo’n conceptuele opdonder gaf, waar zijn leermeester Schönberg niet veel mee kon aanvangen; als er iemand geweest is die geloofde in het onbestemde oor, in de toon zonder geschiedenis en context, in muziek die niets wil, dan is hij het. De lezing voorafgaand aan ons optreden liep uit, er werd gediscussieerd over begeleid wonen en de helft van de aanwezigen verkoos een borrel in de zaal naast de onze boven een half uur cerebrale klanken. Het werd een onbeschrijfelijk mooie en intense beleving, die uitvoering van Four. Het publiek bracht een ongekende luister-kracht op, en na afloop had ik het gevoel dat mijn leven veranderd was.
Nog een laatste voorbeeld uit mijn praktijk. Een jaar of wat geleden plande ik een programma waaraan nog iets ontbrak en ik nodigde componist Willem Jeths uit om een bijdrage te leveren. De altviool krijgt traditioneel, als middenstem en vanwege het bijzondere, intieme timbre, het woord op momenten van weemoed en droefheid, en Willem Jeths schreef een elegie voor mij. Wij kenden elkaar persoonlijk nog niet, natuurlijk wel al als musici. Voor Willem voelde het goed om zo’n elegie, een stuk bij rouw, te schrijven: zijn moeder was kort daarvoor overleden. Wat eerder had Klaas de Vries al een elegie voor mij gedestilleerd uit mijn solo partij in zijn opera, als herdenking van mijn overleden dochter Nina, Tegen de Tijd genoemd. Beide stukken zijn prachtig. Ze zijn ontstaan in de traditie van de samenwerking tussen componist en instrumentalist. Ze verrijken het altviool solo repertoire. Het zijn onderdelen van een compleet oeuvre van componisten die zich ontwikkelen – inmiddels is de elegie van Willem Jeths onderdeel geworden van Meme, een schitterend altviool concert, en vanochtend ben ik aan komen reizen vanuit Enschede waar ik dezelfde noten in de solo altpartij speel in zijn fantastische opera Hôtel de Pékin, vrijdag première als koningin Beatrix het nieuwe Muziektheater daar opent. De elegieën gaan over muziek, en niet over verdriet. De muziek stelt ons, musici en publiek, in staat om momenten van grote intensiteit samen met anderen te beleven, waarin we naar onszelf kunnen luisteren en tegelijk houvast hebben in de dimensie van de muziek. Het is vandaag de sterfdag van mijn dochter en het was misschien wel goed geweest de elegie van Willem Jeths voor u te spelen, om alles wat ik hier verteld en beweerd heb in elkaar te laten vallen, als ontmoeting van waarheid en schoonheid, maar daar is helaas geen tijd voor.
Ik heb aan u mogen vertellen over muziek, ik ben vereerd dat ik dat hier heb mogen doen en ik zal de schooldecaan van mijn zoon daar niet mee moeien.
Ik heb verteld over de kracht van muziek – in de aanloop naar vandaag heb ik een enigszins vermakelijk enquêtetje gehouden, het verschijnt straks in beeld en ik zou het zeer waarderen als u het op mijn website opzoekt en invult.
Ik heb betoogd dat er geen verschil is tussen muziek die we al kennen en lekker vinden en muziek die nog nieuw is en nog knarst in de oren en de hersenen.
Ik heb de stelling verdedigd dat muziek maken bidden is, en muziek luisteren ook, en dat dat komt door het samen luisteren én doordat muziek, goede muziek, gebruik makend van onze ontvankelijkheid voor geluiden, met een hoge graad van abstractie in een niet-menselijke, misschien wel goddelijke taal, rake klappen uitdeelt aan de goede verstaander.
Ik had graag het laatste bewijs met u samen geleverd door het experiment uit te voeren en voor u te spelen, maar gaat u vooral zelf dat experiment aan en dan liefst ook eens met nieuwe muziek.
  The Strad

Volkskrant

To You - Elsevier

interview in Luister bij afscheid

Milhaud en To You

recensie To You

NRC

afscheidsconcert

Trouw november 2009

recensie Milhaud

recensie Milhaud

bijna laatste concert met Schoenberg Ensemble

recensie laatste concert Susanne van Els als altiste Schoenberg Ensemble

cultuurcoordinator Veenendaal

recensies Lux Aeterna

enquete

lezing muziek en spiritualiteit

meme

gemeenteraad Veenendaal

Susanne van Els speelt Hindemith onvergetelijk

Rapport aan Burgemeester en Wethouders van Nijmegen van de adviescommissie voor de Karel de Groteprijs inzake het toekennen van de Alcuinusprijs prijs aan Susanne van Els

Levertranen (roman), Bert van Heste

De Mozart-Saal in Wenen, de nieuwe Philharmonie in Berlijn...

Masterclass, door Elisabeth Schwarzkopf, in de Kleine Zaal van het ConcertGebouw.

Dagboek van een politica, Marjet van Zuijlen

Een zondagmiddag met J.J. Voskuil

Susanne van Els - Componeren is een vak

 
 
« Ga terug